H8 - neolithicum - 9

6. En hoe zit het in de dorpen?

OPDRACHT

9) Steden ontstaan. Maar hoe het er daar aan toe? Bekijk het fragment. Vul daarna de vragen in door te schrappen wat niet past.

 

De neolithische revolutie heeft voor iedereen gevolgen. Doordat de mens met domesticatie bezig is van dieren en planten, ontstaan er voedseloverschotten / voedseltekorten.

 

Hierdoor moet iedereen / niet iedereen op het veld werken.  Er ontstaan nieuwe beroepen / Het aantal beroepen blijft beperkt. Hierdoor komen er uiteindelijk kleine dorpen / grote  steden rond rivieren / bergen.

 

Doordat er meer eten voor handen is, groeit / daalt de bevolking.

 

Om te voorkomen dat iedereen doet wat hij wilt, zullen er leiders / geen leiders gekozen worden. Hun kinderen zullen uiteindelijk de presidenten / koningen van die steden en landen worden.

 

De mensen kunnen ook hun overschotten (gereedschap, voedsel,…) ruilen met andere steden. Ze deden dus aan afpersing / handel.

 

Hiervoor zoeken de mensen naar nieuwe manieren om hun handelswaar sneller te vervoeren. Welke? Geef drie voorbeelden.

OPDRACHT

9b) Zoals je ziet: de veranderingen leidden ertoe dat de mensen nieuwe uitvindingen maken om het leven eenvoudiger te maken.

 Plaats de uitvindingen op de juiste plaats op de tijdband. Noteer ook de juiste begrippen voor iedere periode.

 

BESLUIT

10) Terugkijkend op dit hoofdstuk: de mensen hadden duizenden jaren lang geen gsm of computer. Het doorgeven van kennis over de juiste zaden, de beste manier om dieren te temmen, enzovoort nam tijd in beslag.

 

Heb jij het gevoel dat de neolithische revolutie (de veranderingen) een traag of snel proces was? In andere woorden: is het woord ‘revolutie’ hier op zijn plaats volgens jou?

 

 

    a) Ik denk dat de neolithische revolutie een snel / traag proces was, omdat… (geef een vb.)

 

    b) Een passender woord dan ‘revolutie’ is…