2kvv - tot middeleeuwen

Asse tot de middeleeuwen

Asse ontstond op de cuesta (= een heuvel) van Asse. Dit gaf een strategisch voordeel op vlak van veiligheid.

 

Van de Oude Belgen, de Nerviërs, die Asse bewoonden, zijn niet veel sporen achtergebleven. Hier en daar zijn wel wat voorwerpen teruggevonden. Deze voorwerpen komen uit de periode dat de mens overschakelde van een zwerversleven (nomaden) naar een landbouwsamenleving (vaste woonplaats).

 

 

Bij de Romeinse inval (57 vr. Chr.) was onze streek al een paar eeuwen bewoond door Nerviërs. De bevolking leefde er van landbouw, waarbij vrij grote akkerlanden (landbouwgronden) nodig waren. Grote delen van de bomen van het Kolenwoud - waarvan het Kravaalbos nog een overblijfsel is - zijn toen omgehakt om plaats te maken voor velden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De bevolking was verspreid over de streek en woonde in kleine groepen bij elkaar. Deze woninggroepen waren met elkaar verbonden door kleine wegen. Vermits Asse een knooppunt van zulke heuvels is, was Asse voorbestemd om ook een knooppunt van verkeerswegen te worden.

 

De strategische positie van Asse moet de Romeinse veroveraars zijn opgevallen. Daarom kozen zij Asse uit als centrum van de noordelijke provincie. Weldra ontstond er in de wijk Kalkoven een vicus of woonwijk.

 

 

 

 

 

In de wijk Kalkoven (zie kaartje) zijn er resten van zo een vicus gevonden. Er zijn overblijfselen van een pottenbakkerij gevonden en in 2008 werd een deel van een heirbaan (belangrijke weg) blootgelegd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rond het midden van de eerste eeuw werd Asse rechtstreeks verbonden met Bavai, de hoofdplaats van een andere provincie. Van in Asse werden bijkomende wegen of heirbanen aangelegd naar Elewijt en naar Rumst. Ook in deze steden waren woonwijken (vicus) aanwezig.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het was voorbestemd dat de Romeinse periode een gunstige periode in onze streken teweeg zou brengen. In de 3de - 4de eeuw kreeg het land zijn definitieve uitzicht. De dorpskernen en landbouwgronden blijven vrijwel hetzelfde tot de elfde eeuw, wanneer er, een bevolkingsgroei plaats vond. De bewoonde plaatsen werden echt dorpen of wijken en men begon meer en meer aan landbouw te doen.